Belastingen voor de ondernemer

Als ondernemer moet je rekening houden met allerlei fiscale verplichtingen. Je moet natuurlijk belasting betalen en als ondernemer kom je met diverse soorten belasting in aanraking. Iedere ondernemer moet aangifte doen voor een of meer soorten belasting. Voor jou als ondernemer gelden bovendien andere belastingregels dan voor particulieren.
Waarvoor jij aangifte moet doen, bepaalt de Belastingdienst nadat jij je onderneming hebt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De meeste belastingaangiftes doe je digitaal. Met welke belastingen je te maken krijgt, is afhankelijk van de rechtsvorm waarin jij je bedrijf voert.

De Belastingdienst maakt onderscheid tussen zogenaamde lichamen of rechtspersonen en natuurlijke personen. Dit is het onderscheid tussen rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid en zonder rechtspersoonlijkheid. Rechtspersonen zijn bijvoorbeeld de bv en de nv, maar ook de stichting en de vereniging. Je doet dan onder andere aangifte vennootschapsbelasting. Niet alleen de ondernemer, maar ook het bedrijf zelf betaalt belasting.
Ben je ZZP’er of maak je deel uit van een personenvennootschap zoals de vof, cv of maatschap, dan heeft jouw bedrijf geen rechtspersoonlijkheid. Je handelt dan als natuurlijk persoon en doet aangifte inkomstenbelasting.

Inkomstenbelasting

Als zelfstandig ondernemer ben je verplicht elk jaar aangifte inkomstenbelasting te doen. Dit geldt als je een eenmanszaak hebt of als je deel uitmaakt van een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap. Je betaalt inkomstenbelasting over de winst uit je onderneming.

Voor de inkomstenbelasting heeft de Belastingdienst de soorten inkomen in 3 groepen verdeeld:
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

De winst uit je onderneming is onderdeel van je inkomen uit werk en woning (box 1). De inkomstenbelasting betaal je over je belastbaar inkomen. Hiervoor bereken je de fiscale winst van je onderneming. Dit kan afwijken van de commerciële winst. Om tot de belastbare fiscale winst te komen, bereken je eerst je winst. Dit bereken je door alle kosten, zoals inkoopkosten of kantoorkosten, in mindering te brengen op je omzet. Vervolgens trek je hier de aftrekposten waarvoor je in aanmerking komt vanaf. De belastbare fiscale winst tel je vervolgens op bij je belastbare inkomen in box 1.

Om daadwerkelijk winst uit onderneming te hebben en als ondernemer aangifte te kunnen doen, is het van belang dat je door de Belastingdienst als ondernemer wordt gezien. Hiervoor gelden een aantal criteria waar je aan moet voldoen.
Voldoe je niet aan de voorwaarden, dan kun je wel een ondernemer zijn, maar heb je officieel geen winst uit onderneming. Je bent dan geen ondernemer voor de Belastingdienst, wat betekent dat je niet als ondernemer aangifte inkomstenbelasting kunt doen.

Toch kun je ook ondernemer zijn, zonder dat je dit voor de Belastingdienst bent. De Belastingdienst heeft de bronnen van inkomsten voor de aangifte inkomstenbelasting in drie categorieën ingedeeld voor ondernemers. Naast winst uit onderneming, kan er ook sprake zijn van loon uit dienstbetrekking en resultaat uit overige werkzaamheden. Loon uit dienstbetrekking kan van toepassing zijn als de Belastingdienst je als (fictieve) werknemer ziet, bijvoorbeeld omdat je verplicht bent de instructies van je opdrachtgever op te volgen en je ook tijdens vakantie en ziekte krijgt doorbetaald. Resultaat uit overige werkzaamheden kun je zien als inkomen uit bijverdiensten, bijvoorbeeld als artiest.

Omzetbelasting (btw)

Als je als ondernemer zelfstandig een beroep of bedrijf uitoefent, betaal je omzetbelasting over je omzet. Omzetbelasting is een andere benaming van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). Voor deze belasting maakt het niet uit welke bedrijfsvorm je onderneming heeft. Dit geldt dus voor zowel de eenmanszaak als de bv. De aangifte voor de omzetbelasting doe je jaarlijks, maandelijks of per kwartaal.

Ook voor de btw moet je aan een aantal voorwaarden voldoen om door de Belastingdienst als ondernemer gezien te worden. Dit zijn andere voorwaarden dan voor de inkomstenbelasting. Ben je volgens de Belastingdienst ondernemer voor de btw, dan krijg je een btw-nummer dat je verplicht op al je facturen moet vermelden.

Als je goederen verkoopt of diensten verleent, bereken je hier btw over aan je klanten. Dit betekent dat je de btw optelt bij de prijs die jij rekent voor je goederen of diensten. Je verkoopprijs is dus inclusief btw. De btw bereken je over het totaalbedrag dat je in rekening brengt, dus inclusief bijkomende kosten zoals verzendkosten, reiskosten, telefoonkosten of verpakkingskosten. De btw die je zo van je klanten ontvangt, moet jij vervolgens afdragen aan de Belastingdienst.
De btw die je betaalt over uitgaven die je voor je onderneming doet, mag je aftrekken van de btw die je van je klanten ontvangt en die je moet afdragen. De kans is groot dat jij op jouw beurt weer inkoopt bij een leverancier. De btw die jij aan je leveranciers betaalt, mag je dus aftrekken van de btw die je klanten betalen. Je betaalt dan uiteindelijk btw over het verschil tussen je inkoopprijs en je verkoopprijs. Ook de btw over andere uitgaven voor je onderneming, zoals kosten die je maakt en investeringen die je doet, kun je aftrekken. Deze bedragen mag je als voorbelasting aftrekken. Bij de aangifte bereken je zelf hoeveel btw je moet betalen aan de Belastingdienst. Hou hiervoor in  je administratie goed bij hoeveel btw je aan je klanten hebt berekend, en hoeveel btw leveranciers aan jou hebben berekend.

Hou ook rekening met het btw-tarief dat je moet toepassen. Er zijn 3 verschillende tarieven. Het algemene tarief is 21%. Voor sommige goederen en diensten geldt het verlaagde tarief van 6%. Hieronder vallen onder andere voedingsmiddelen, geneesmiddelen en hulpmiddelen, kunst en antiek, het repareren van fietsen, kapperswerkzaamheden en het schilderen en isoleren van woningen ouder dan 2 jaar. Als je zaken doet met het buitenland, kan het tarief van 0% van toepassing zijn.

Betaal je in een jaar minder dan € 1.883,- btw, dan kan het zijn dat je geen of minder belasting hoeft te betalen. Je maakt dan gebruik van de kleineondernemersregeling.

Vennootschapsbelasting

Heb jij een bv of nv, dan betaal je vennootschapsbelasting over de winst van je onderneming. De bv en nv zijn altijd verplicht om aangifte vennootschapsbelasting te doen. Ook stichtingen, verenigingen of andere vergelijkbare organisaties moeten soms aangifte vennootschapsbelasting doen, maar dit geldt alleen als de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  • Je drijft een onderneming. Dit houdt in dat je met een organisatie van kapitaal en arbeid deelneemt aan het economisch verkeer en daarbij winst maakt of naar winst streeft.
  • Je ontplooit een activiteit waarmee je concurreert met ondernemers.

Deze rechtsvormen hebben daarom een beperkte belastingplicht. Denk aan culturele instellingen, ANBI’s (algemeen nut beogende instellingen), sportclubs, organisatoren van sportevenementen en kerkgenootschappen.
Of er in jouw geval sprake is van een onderneming, is altijd afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Als bijvoorbeeld het behartigen van een algemeen maatschappelijk of sociaal belang op de voorgrond staat, de inkomsten uitsluitend voor het beoogde doel gebruikt worden of de inkomsten hoofdzakelijk verkregen worden door de inzet van vrijwilligers, zal dit niet snel het geval zijn.

Een stichting, vereniging of organisatie die belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, kan in aanmerking komen voor vrijstelling. Dit is afhankelijk van de hoogte van de winst. Deze rechtsvormen zijn vrijgesteld als:

  • De fiscale winst in een jaar niet meer dan € 15.000,- is
  • De fiscale winst in een jaar en de daaraan voorafgaande 4 jaar bij elkaar niet meer dan € 75.000,- is.

Aangifte vennootschapsbelasting doe je elk jaar, na afloop van het boekjaar. Je betaalt de vennootschapsbelasting over het belastbare bedrag in een boekjaar. Het boekjaar voor de aangifte moet gelijk zijn aan het boekjaar in de statuten van je vennootschap. Vaak is een boekjaar 12 maanden en loopt dit gelijk aan een kalenderjaar, maar dit hoeft niet. Een gebroken boekjaar is ook toegestaan, bijvoorbeeld van juli tot en met juni. Ook een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden is mogelijk. Zo kan het eerste boekjaar langer of korter zijn als  je net een vennootschap hebt opgericht.

Voor het berekenen van de winst van de bv of nv gelden in grote lijnen dezelfde regels als voor de berekening van de winst uit onderneming voor de inkomstenbelasting. Om tot de winst te komen worden dus de kosten van de omzet afgetrokken. Je eigen salaris als DGA (directeur-grootaandeelhouder) mag je ook als kosten opvoeren. Hier betaal je al loonbelasting over.

De winst kan (doorgaans) verminderd worden als je verliezen kunt verrekenen. Het belastbare bedrag is dus uiteindelijk de winst minus de verrekenbare verliezen. Het verlies uit een bepaald jaar kan op twee manieren verrekend worden:

  • Verrekenen met de belastbare winst uit het voorgaande jaar. Dit wordt carry back of achterwaartse verliesverrekening genoemd.
  • Verrekenen met toekomstige winsten. Dit is beperkt tot 9 volgende jaren. We noemen dit carry forward of voorwaartse verliesverrekening.

Een verlies wordt altijd eerst verrekend met de winst van het vorige jaar. Pas als dit niet mogelijk is, mag je het verlies verrekenen met de winsten van toekomstige jaren. De Belastingdienst stelt de verliezen vast met een beschikking, waartegen je bezwaar kunt maken.

Voor de vennootschapsbelasting gelden 2 tarieven, afhankelijk van de winst:

  • winsten tot en met € 200.000,- : 20% (MKB-tarief)
  • winsten boven € 200.000,- : 25%

Deze tarieven gelden voor 2015, 2016, 2017 en 2018.

Dividendbelasting

Een nv of bv kan een deel van de winst uitkeren aan de aandeelhouders. Dit gebeurt meestal in de vorm van een dividenduitkering. Als je vennootschap dividend uitkeert, moet je dividendbelasting betalen.

De dividendbelasting wordt ingehouden op het dividend dat je uitkeert. Dit is de voorheffing. Het algemene tarief voor de dividendbelasting is 15%. De aangifte en betaling van de dividendbelasting moet doen je binnen 1 maand na de dag waarop het dividend beschikbaar is gesteld. Ben je te laat met de aangifte of het betalen van de belasting, dan kun je een naheffingsaanslag met een boete krijgen.

Ontvang je als aandeelhouder dividend, dan kun je de ingehouden dividendbelasting achteraf verrekenen in je belastingaangifte. Als je als vennootschap dividend voor aandelen van een andere vennootschap ontvangt, kun je verrekenen met de vennootschapsbelasting. Als particulier kun je de dividendbelasting verrekenen met de inkomstenbelasting. In de aangifte geef je aan hoeveel dividend je hebt ontvangen en hoeveel dividendbelasting hierop is ingehouden.

In een sommige gevallen kun je in aanmerking komen voor teruggaaf of (gedeeltelijke) vrijstelling van de dividendbelasting. Bij (gedeeltelijke) vrijstelling houdt de vennootschap minder of geen dividendbelasting in op het uitgekeerde dividend. Als je stichting, vereniging of andere organisatie niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, kun je vrijstelling van dividendbelasting vragen. Als je dit niet hebt gedaan of als dit niet mogelijk is, kun je achteraf de te veel ingehouden dividendbelasting terugvragen. Vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook als er sprake is van deelnemingsdividend. Als een vennootschap 5% of meer aandelen in een andere vennootschap heeft, spreken we van een deelneming. Dit is ook het geval als er een deelneming is van minder dan 5% en de moedermaatschappij de aandelen niet als belegging gebruikt. De vennootschap die het dividend uitkeert, geeft deze vrijstelling aan in de aangifte voor de dividendbelasting. Als dit niet zo is, kun je de ingehouden dividendbelasting meestal verrekenen in de aangifte vennootschapsbelasting.